HET REPUBLIKEINS GENOOTSCHAP

____________




De opvattingen van de neorepublikeinen zijn klassiek antimonarchistisch en
al aan te treffen bij hun voorgangers, wat ook hun pluimage was.
De belangrijkste zijn, in willekeurige volgorde: het obscurantisme en de
irrationaliteit van de monarchie zijn op zich al verkeerd, maar passen zeker niet
bij de democratie en de democratische idee; een erfelijk ambt is verwerpelijk,
want strijdig met gelijkheidsbeginsel en meritocratische idee;
de monarchie symboliseert een staatkundig achterhaald hiërarchisch
beginsel en maakt van vrije burgers ten onrechte onderdanen; de soevereiniteit
hoort in een eigentijdse democratie ondubbelzinnig bij het 'volk',
de kiezers van het land te berusten; het is onaanvaardbaar dat de koning,
een niet-gekozen functionaris, lid is van de regering en hoegenaamd
invloed op 's lands bestuur kan uitoefenen; de grondwettelijke
ministeriële verantwoordelijkheid voor de onschendbare koning
houdt feitelijk in dat de handel en wandel van de kroon zich aan normale
democratische controle onttrekt, sterker: de leer van de koninklijke
onschendbaarheid noopt de minister-president met grote regelmaat tegen het
parlement onwaarheid te spreken.


Secundaire, maar zeker niet onbeduidende argumenten tegen
de monarchie betreffen onder veel meer: de onsmakelijke, maar
grondwettelijk voorgeschreven parlementaire bemoeienis met de teeltkeuze
van mogelijke troonopvolgers; de omvang van hof en Koninklijk Huis;
de
aanzienlijke kosten van de hele 'poppenkast'; de belastingvrijdom
die de koning goeddeels geniet; de kruiperigheid en het byzantinisme
die de monarchie in wijde omtrek omgeven; het via wettelijke
regulering ten behoeve van de monarchie in standhouden van een reactionair
instituut als de adel; de zichtbaarheid van de koning in het politieke proces
– kabinetsformatie, benoemingen, prinsjesdag – die een reëel inzicht in
democratische politieke verhoudingen belemmert;
de merkwaardige figuur dat de koning,
lid van de regering, tevens voorzitter is van de
Raad van State, het belangrijkste adviesorgaan van diezelfde regering.

Uniek aan het neorepublicanisme is dat het,
anders dan eertijds de patriotten, anders ook dan oude en nieuwe radicale liberalen, van
Van Houten tot Van Walsum, oude en nieuwe anarchisten,
van Domela tot Van Duijn, oud links en Nieuw Links, van Troelstra tot Van den Doel,
geen deel uitmaakt van een brede democratiseringsbeweging.
Historisch is zo'n beweging, veelal links in het politieke spectrum
gesitueerd, meestal verbonden met een recent opgekomen
maatschappelijke groepering die de pas verworven maatschappelijke positie ook politiek
tot gelding tracht te brengen. De neorepublikeinen van het Republikeins Genootschap
zijn echter allerminst links, hoewel het enkele
erkend linkse leden telt, maar 'burgerlijk' en van
politiek gemengde samenstelling. Het republicanisme van de neo's is ook geen politiek
republicanisme, dat het zelfbestuur op alle niveaus van vrije burgers propageert.
Als one-issuebeweging is het eerst en vooral antimonarchistisch,
in de zin van: afkerig van idee en praktijk van het koningschap
en exclusief gericht op het afschaffen van de monarchie.
Dit antimonarchisme lijkt in niets op een voorbode of voorhoede van een nieuwe,
brede democratiseringsbeweging. Onvrede over de geleide,
beperkte – qua werkingssfeer, participatie,
representatie – Nederlandse democratie, gemonopoliseerd door een zich telkens weer afsluitende
particratie, het 'kartel' van de grote politieke partijen, is weliswaar wijdverbreid,
maar diffuus,en slaagt er zelden in kiezers te mobiliseren.
Het onbehagen over Nederlands gemankeerde democratie manifesteert
zich de eerste jaren van het nieuwe millennium hooguit in de
populistische Leefbaarbeweging, die ver afstaat van het eerde
r elitaire dan populaire republicanisme van de neo's.

Andere dan 'puur' politieke beweegredenen vormen
de hoofdmoot van het neorepublicanisme. 'Stijlkritiek' bijvoorbeeld, al aanwezig
in het jaren zestig antimonarchisme.
Voor de neorepublikeinen is de republiek een kwestie van goede smaak en geestelijke hygiëne.
De monarchie is niet slechts een belediging van het gezond verstand, zij is ook smakeloos, potsierlijk.
De postmoderne ornamentiek van Beatrix, haar gekunstelde nieuwe vormelijkheid,
de kunsttaal die ze spreekt, het rigide decorum en
nodeloos perfectionisme hebben die sluimerende stilistische
irritatie alleen maar opgepord: wat verbeeldt dat mens zich wel?
Berichten over allerlei (al dan niet reëel bestaande) interventies
maakten de zaak er niet beter op. Een 'progressief ', artificieel afstandelijk hof,
dat is kitsch, populaire kitsch. A fortiori geldt de ergernis van
de neo's de stijlloosheid van de aanhangers van de monarchie,
de sinds de jaren zestig alleen maar in tal en last gegroeide
massa van orangistische kleinburgers. De populaire monarchie steunt niet op elites,
maar op het 'volk' in zijn treurigste, domste gedaante.
Inderdaad, de koning kan niet zonder populaire instemming,
maar rooit het in beginsel uitstekend zonder elitesteun.


H.J. Schoo, Hedendaags republicanisme.

____________